Juridische informatie binnen het geselecteerde onderwerp
Het bewijs van handelen “in de rechtmatige uitoefening van hun bediening” in de zin van art. 180 Sr (feit 2) en handelen “gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening” in de zin van art. 267, aanhef en onder 2º, Sr (feit 3) bij een aanhouding op heterdaad vereist het bestaan van een redelijk vermoeden van schuld zoals bedoeld in art. 27 Sv. Een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit kan ook hebben bestaan indien bij nader onderzoek mocht blijken dat de verdachte het desbetreffende delict niet heeft begaan of dat zijn handelen geen strafbaar feit oplevert.1De vraag of uit bepaalde feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld aan enig strafbaar feit voortvloeit, is van feitelijke aard. De beantwoording van die vraag door de feitenrechter kan daarom in cassatie alleen op haar begrijpelijkheid worden getoetst
Bekijk het document.
Geplaatst op 02-06-2015, door mr W.J. Jonker, VTH Advocatuur
© Copyright Juridisch Kennisportaal 2009 - 2010.
Alle rechten voorbehouden.
Juridisch Kennisportaal besteedt de grootst mogelijke zorg aan de betrouwbaarheid en actualiteit van de gegevens op deze website. Onjuistheden en onvolledigheden kunnen echter voorkomen. Juridisch Kennisportaal is niet aansprakelijk voor schade als gevolg van onjuistheden of onvolledigheden in de aangeboden informatie.
Lees verder