Duur inverzekeringstelling
Evenals bij volwassenen kan de minderjarige verdachte in het belang van het onderzoek drie dagen in verzekering worden gesteld. Ook kan de inverzekeringstelling bij dringende noodzakelijkheid worden verlengd met drie dagen (art. 58 lid 2 Sv). Voor de minderjarige tot 16 jaar geldt een maximale periode van 3 dagen voor het verblijf op het politiebureau. Boven de 16 jaar bedraagt de maximale periode 10 dagen. Duurt het verblijf langer dan kan een beroep worden gedaan op art. 37 IVRK.
Plaats inverzekeringstelling
Meestal vindt de inverzekeringstelling plaats op het politiebureau, maar artikel 493 lid 3 Sv. biedt de mogelijkheid om de inverzekeringstelling op elke daarvoor geschikte plaats te ondergaan. De inverzekeringstelling zou onder omstandigheden zelfs ook thuis of bij familie kunnen plaatsvinden. Het ligt op de weg van de advocaat om met geschikte alternatieven te komen. In de praktijk vindt dit alleen toepassing wanneer het verblijf op het politiebureau op ernstige bezwaren stuit.
Bezoek
Tijdens de inverzekeringstelling heeft de minderjarige verdachte uiteraard onbeperkt toegang tot zijn advocaat. Deze mag zijn cliënt met in achtneming van de huisregels van het politiebureau altijd komen bezoeken. Daarnaast mag de minderjarige op het politiebureau ook bezoek ontvangen van zijn ouders. Dit geldt zelfs voor het geval dat de minderjarige verdachte in alle beperkingen verblijft
Voorgeleiding en bewaring
Ongeacht een eventuele verlenging van de inverzekeringstelling moet de (minderjarige) verdachte binnen 3 dagen en 15 uur, te rekenen vanaf het tijdstip van aanhouding, worden voorgeleid aan de (kinder)rechter-commissaris (art. 59a Sv). Deze toetst of de inverzekeringstelling rechtmatig is verlopen.
Indien de Officier van Justitie de inbewaringstelling van de verdachte vordert dan zal deze vordering veelal gelijktijdig met de toets van de inverzekeringstelling bij de rechter-commissaris worden behandeld. De bewaring kan worden bevolen voor maximaal 14 dagen.
De gevallen en gronden voor toepassing van voorlopige hechtenis zijn hetzelfde als in het volwassenenstrafrecht.
Met name in jeugdzaken is het van belang dat de rechter-commissaris de bewaring kan schorsen onder voorwaarden (art. 80 Sv.). In artikel 493 lid 1 Sv. is hierover nog als bijzondere aanwijzing voor de rechter in jeugdzaken opgenomen: "Indien de rechter de voorlopige hechtenis van de verdachte beveelt, gaat hij na of de tenuitvoerlegging van dit bevel, hetzij onmiddellijk, hetzij na een bepaald tijdsverloop, kan worden geschorst”
Het uitgangspunt is dus schorsing; toepassing van voorlopige hechtenis is ultimum remedium! Dit vindt ook bevestiging in de jurisprudentie van het EHRM, in welke zaken het hof een schending van artikel 5 EVRM aannam; EHRM 6 mei 2008, appl. Nr. 20817/04 (Nart tegen Turkije) EHRM 20 januari 2008, Appl. Nr. 70337/01 (Güveç tegen Turkije).
In het jeugdstrafrecht kan voorts worden verwezen naar het IVRK (o.a. artikel 40)
Schorsingsvoorwaarden
Naast de algemene schorsingsvoorwaarde dat de verdachte geen nieuw strafbaar feit mag plegen kan er bij schorsing gedacht worden aan één of meer van de volgende voorwaarden:
Gevangenhouding
Ook voor de gevangenhouding geldt dat voor jeugdigen schorsing het uitgangspunt is. De rechtbank kan evenals in het meerderjarigenstrafrecht de gevangenhouding opleggen van maximaal 90 dagen. Hiervoor is wel vereist dat de jeugdige verdachte is gehoord (art. 493 lid 4 Sv.), anders kan slechts 30 dagen worden opgelegd.
Plaats tenuitvoerlegging voorlopige hechtenis
De (kinder)rechter-commissaris/raadkamer van de rechtbank bepaalt waar de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan. Meestal is dat in een justitiële jeugdinrichting, maar de voorlopige hechtenis kan ook thuis of bij familie worden ondergaan (art. 493 lid 3 Sv.). In de praktijk vindt dit alleen toepassing wanneer het verblijf op in de justitiële jeugdinrichting op ernstige bezwaren stuit. De Beginselenwet Gevangeniswezen staat overigens wel toe dat de minderjarige verdachte de voorlopige hechtenis in een huis van bewaring. Dit is evenwel in strijd met artikel 37c IVRK, tenzij er sprake is van een duidelijke scheiding tussen de gedetineerde volwassenen en jeugdigen.
Geplaatst op 11-12-2009, door mr. J.J. van 't Hoff, VTH Advocatuur
Laatst bewerkt op 09-05-2011, door mr. J.J. van 't Hoff, VTH Advocatuur